Zo overwin je je angsten
Is er iets wat je graag zou willen of eigenlijk moet, maar niet durft? Ik denk dat bijna iedereen hier een bevestigend antwoord op kan geven. Ik in ieder geval wel. Omdat ik mijn leven niet meer door angsten wil laten regeren, ben ik eens wat dieper in dit onderwerp gedoken. Toevallig stond er in Psychologie Magazine een heel goed artikel over hoe je angsten kunt overwinnen en geloof me, het werkt echt!
Toen ik voor mijn werk onderzoek begon te doen naar stressmanagement, leerde ik uit de theorie hoe ik dat zou kunnen doen. Ik sprak met experts, las hun boeken over stressreductie en leerde dat er bewezen-effectieve strategieën bestaan, die je kunnen helpen kalm te blijven onder stress. Ontspanningsoefeningen bijvoorbeeld, maar ook het nemen van kleine, oncomfortabele stapjes om zo je moed te vergroten. Of het vooraf maken van een angst-analyse om inzicht te krijgen in de rationaliteit van je angst.
De meeste mensen moeten ervoor werken, net als ik. Soms weken, soms maanden en soms jaren. En als beloning krijg je geen kortdurende euforie, maar langdurige vrijheid. Het tegenovergestelde van de angst alles wat je doet laten bepalen, is een leven dat geregeerd wordt door verlangen. Hoe een angstenvrij leven eruitziet, verschilt voor iedereen. Maar het bestaat altijd uit dingen die jou nieuwsgierig maken, die aan je trekken – zelfs als je ze spannend vindt. Dat kan van alles zijn: je baan opzeggen en voor jezelf beginnen, de liefde verklaren aan die ene héél leuke persoon, of je moeder zeggen dat je het vanaf nu echt wel zelf kunt.
Vaak voelt het een beetje onprettig als je oefent met dingen die je wel wilt, maar ook eng vindt. Soms is het ietwat saai, vervelend of ben je wanhopig. En dan ineens is er rust: de angst is weg. Die ervaring is niet zo euforisch als de bungeejump-advertentie ons wil doen geloven, maar zéker zo waardevol.
Stel dat je geen angst kende. Misschien zou je dan alleen op vakantie gaan, het woord voeren in een vergadering, die vervelende collega eindelijk van repliek dienen, een klus aannemen die nu te moeilijk lijkt of wél naar dat feest gaan waar je niemand kent. Of wie weet, draai je daar je hand al niet voor om, maar zou je dan gaan parachutespringen, vlieglessen nemen of diepzeeduiken.
Helaas ontbreekt het ons vaak aan voldoende lef om de dingen te doen die we eigenlijk graag zouden willen. En staan we jaloers aan de zijlijn toe te kijken hoe sommige anderen het wél flikken. We missen de lol en de voldoening die zij ervaren en zitten ook nog eens opgescheept met het idee een angsthaas te zijn. Maar alles liever dan het klamme zweet, de rubberen bibberbenen, het op hol geslagen hart en die droge mond die je gegarandeerd krijgt als je zou doen wat je eigenlijk niet durft.
We laten ons hierbij vooral weerhouden door angstgedachten. Dat we zullen struikelen, ons verspreken, knalrood worden of op wat voor andere manier dan ook zullen falen. ‘Feitelijk zijn dit soort gedachten een goedbedoeld trucje van je brein,’ zegt angstexpert, schrijver en antropoloog Roanne van Voorst. ‘Ons brein wil ons veilig houden. Als het klamme zweet je uitbrak toen je laatst op je werk plotseling een presentatie moest houden, slaat je lichaam die stress op en herinnert je brein zich dat spreken voor een groep dus “gevaarlijk” is.’ Dat je collega’s je achteraf complimenteerden omdat je onvoorbereid nog best een goed verhaal hebt gehouden, helpt daarbij nauwelijks. Je brein herinnert zich vooral de stress. ‘Angst is vaak niks meer dan een fysieke reactie op iets wat eerder is gebeurd en die je projecteert op de toekomst,’ aldus Van Voorst, die cum laude promoveerde op het onderwerp.
Maar ook situaties waarmee je nog helemaal geen ervaring hebt, kunnen angst oproepen. Van Voorst: ‘Je weet dan nog niet precies wat er gaat gebeuren of wat je moet doen en ook daar houdt ons brein niet van. Je brein wil kunnen voorspellen hoe je moet reageren om fysiek of geestelijk veilig te blijven en probeert onverwachte, spannende zaken daarom doorgaans te vermijden. Ook als dat betekent dat je doorgaat in een relatie waarin je niet gelukkig bent of een baan waarin je mening niet wordt gehoord. Niet weten waarin je ‘anders’ terechtkomt, is vaak naarder voor ons, dan een bekende, niet-ideale situatie.’
Evolutionair gezien zijn onze angsten functioneel: ze vormen de beste alarmbel voor mogelijk gevaar. Onze angsten hielpen ons te overleven en zitten daarom diep in onze genen geworteld. En niet alleen angst voor wilde beesten en gevaarlijke afgronden. Wie buiten de groep viel, overleefde het ook niet. Vandaar dat we een uitgebreide reeks van sociale angsten hebben en gespitst zijn op elk klein teken van afwijzing, zelfs bij iets ongevaarlijks als een bruiloftsspeech. Overigens heeft niet iedereen daar evenveel last van en ook dat is in elk geval deels genetisch bepaald. Een echte angsthaas zal daardoor dus niet gauw in een waaghals veranderen. Maar we kunnen wél allemaal de angsten overwinnen die ons beperken, in de weg zitten.
Is het een kwestie van door die angst heen beuken en ‘gewoon’ de stap te zetten die we almaar niet durven zetten? Doen alsof er niks aan de hand is en gáán? ‘Nee, met dat soort dapperheid bereik je helemaal niks,’ zegt Van Voorst. ‘Integendeel. Je angst uitlachen en tarten is de slechtst denkbare manier om hem te overwinnen. Van een lezing geven voor duizend man als je het woord nemen in een vergadering al eng vindt, word je alleen maar banger. Ook al deed je het misschien best goed, die ervaring zal je presentatie-angst niet doen afnemen omdat je voor je gevoel in “nood” was.’
De enige manier om je moed te vergroten, is door tussen ‘saai’ en ‘paniek’ in te gaan zitten. Dat betekent dus dat je kleine stapjes moet maken in de richting van je doel in plaats van er met zevenmijlslaarzen naartoe te springen. ‘Stel: je bent gevraagd om te speechen op de bruiloft van je beste vriend en zou dat dolgraag doen, maar durft in een gewone maandagochtendvergadering je mening niet te geven,’ zegt Van Voorst. ‘Bedenk dan een tussenoefening die een beetje, maar niet te spannend voor je is. Het mag prikkelen, je mag trillende handen hebben of ander licht discomfort voelen, maar het moet niet doodeng zijn. Informeer bijvoorbeeld bij de eerstvolgende vergadering naar de voortgang van een project. Een kort zinnetje, dat je van tevoren kunt oefenen. Is het toch te eng, maak dan de stap kleiner. Voel je er niet eens een lichte kriebel bij? Daag jezelf dan wat meer uit. Zo ebt de spreekangst langzaam maar zeker weg.’
Langzaam, kleine stappen nemen, is een gezonde manier van lef ontwikkelen. ‘Maar dat betekent niet dat je niet bang mag zijn,’ benadrukt Van Voorst. ‘Lef is angst voelen en besluiten dat iets anders toch belangrijker is. Er is een groter doel dat zwaarder weegt dan de angst: de beloning van straks datgene doen wat je nu vermijdt. Dat doel geeft je kracht. Bang zijn is net zoiets als honger hebben; het is inherent aan het leven, het hoort erbij. Je kunt die angst hooguit veel minder sturend maken. Dan voel je ’m nog steeds maar word je er niet meer door overspoeld.’
Meer lef krijg je dus door je ‘lefspier’ op een zachte manier te trainen. Gebruik de komende weken om je angst te ontrafelen en zoetjesaan, in kleine stapjes, je lef te vergroten. En op een dag besluit je: ik ben bang, maar ik doe het tóch. Ik begin voor mezelf, neem het woord, stap de auto in en rijd naar het zonnige zuiden.
Bron: Psychologie Magazine